30 DECEMBER 1915. 401 van lersel die beschuldiging nader zal toelichten of anders zal intrekken. De heer A AN IERSEL zegt, dat hij niemand heeft willen beleedigen en ook niet van incorrect handelen heeft gesproken. Spreker heeft alleen willen trachten aan te toonen, dat het dagelijksch bestuur niet had moeten ingaan op geruchten en den eisch van den heer Z ij lmans had moeten, afwijzen. Er zijn nu drie analyses geweest, die allen aantoonen, dat de kolen goed zijn. De kolen zijn eerst gekocht, nadat ze goedgekeurd waren. Dit hadden burgemeester en wethouders moeten antwoorden in plaats van op die praatjes in te gaan. Dat was eene betere verhouding geweest. De heer Mr. W. INGENHOUSZ begrijpt er thans niets meer van. Het vroegere dagelijksch bestuur heeft vjan de geruchten, dat de kolen zouden gebroeid hebben, nooit iets gehoord. En toch heeft de heer van lersel het vroegere dagelijksch bestuur beschuldigd van in correct handelen De lieer SASSEN bevestigt de mededeeling van den heer IngenHousz. Burgemeester en wethouders zijn nooit ingegaan op courantengeschrijf. Zij achten zich daarboven verheven. Spreker hoopt dus, dat de heer van lersel zijne woorden zal terugnemen. De heer VAN IERSEL ontkent, dat hij iets zou gezegd hebben, wat onparlementair is. Hij heeft alleen burgemeester en wethouders verweten, dat er in Juni geen kolen waren. De- heer ZIJLMANS zegt, dat bij hem nog niet vast staat, dat de kolen niet gebroeid hebben. Er heeft geen behoorlijk onderzoek plaats gehad en zelfs in het rap port van den directeur staat, dat er een begin van broeiing viel te constateeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 401