402
30 DECEMBER 1915.
De heer VAN HULTEN zegt, dat hij vroeger, toen
hij pas lid van den raad was, wel eens naar aanleiding
van een praatje om inlichtingen heeft gevraagd. Hem
werd dan altijd de opmerking gemaakt, dat hij met
feiten voor den dag moest komen en zich niet aan
praatjes moest storen.
Thans is er een onderzoek bevolen in eene zaak,
die louter berust op door den heer Z ij Imans aan
gebrachte praatjes. Spreker hoopt, dat men zich daar
aan in het vervolg niet meer zal storen en ook feiten
zal verlangen.
De heer ZIJLMANS wijst erop, dat de geruchten,
die hem ter oore waren gekomen, volstrekt niet op
praatjes berustten. De leden der gascommissie weten
dat heel goed.
De VOORZITTER sluit de discussiën over dit punt
en stelt voor, de rapporten voor kennisgeving aan te
nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
32. Rapport van de commissie, benoemd bij raads
besluit van 9 October 1915, naar aanleiding van het
adres van den heer A. G. Bouten, waarin beweerd
wordt, dat het lid van den raad, de heer C. L. S t u-
1 e m e ij e r, in aangegeven gevallen zou hebben ge
handeld in strijd met artikel 24 der gemeentewet en
den raad verzocht wordt, ter zake te doen, wat door
de wet geboden wordt, zijnde dit rapport van den vol
genden inhoud
Aan den Iiaad der Gemeente Breda.
„Nadat Uwe Commissie haar onderzoek naar de twee
„gevallen, in het adres van den heer A. G. Bouten
„te Breda met voldoende nauwkeurigheid omschreven,