406 30 DECEMBEE 1915. „cloor de N. V. toen reeds van die partij verbruikte „cement, zijnde 134 zakken, door de N. Y. doen „vergoeden. „De toetsing alsnu van deze feiten aan de bepaling „van artikel 24 der gemeentewet heelt Uwe Commissie „geleid tot de navolgende conclusies Io. Wat betreft liet sub 6°. vermelde feit. „dat hierbij aan eene levering, als bedoeld in artikel „24 voormeld, zelfs niet kan worden gedacht. Het zal „toch geen betoog behoeven, dat gemeld artikel alléén „het oog heeft op leveringen, die geschieden ter vol doening aan eene verbintenis, die uit overeen- „komst voortvloeit, en niet aan eene levering, die „bestaat in de teruggave of overgave van eene bij ver gissing ontvangen zaak aan hem, van wien men ze „onverschuldigd ontving, of aan dengene, voor wien „deze ze bestemd had. II0. Voor wat aangaat het sub 5 vermelde feit. „Ook hierbij is van eene levering door de N. V. aan „de gemeente geen sprake. De N. V. ontsloeg den „schipper, die haar de lading grint had verkocht, doch „deze nog moest leveren, voor een deel van de lading, „die hij inhad, van zijne verplichting, om ook dat deel „aan haar te leveren, zij het onder beding, dat hij „dat deel aan de gemeente zoude verkoopen en leveren. „Dat deel der lading is nimmer door den schipper aan „de N. V. geleverd en kon dus ook niet door haar aan „de gemeente worden geleverd. Voor het overige geldt „voor dit feit, in allen gevalle, bovendien hetgeen hier onder, ten opzichte der feiten, sub 3o. en 4o. vermeld „zal worden betoogd. 111°. Voor wat aangaat de feiten sub 3° en 4°. „Uwe Commissie is van oordeel, dat ten aanzien „van deze gevallen kan worden daargelaten, of op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 406