408 30 DECEMBER 1915.
„S t u 1 e m e ij e r, invloed zoude hebben uitgeoefend
,,op de vaststelling der voorwaarden, waarop deze
„werken zijn aangenomen, of op het toezicht, dat op
„de uitvoering dier werken of van eenig onderdeel
„daarvan is gehouden, doch heeft bovendien een
jarig de overtuiging verkregen, dat zulks niet
„heeft plaats gehad, geen de minste poging
„daartoe is aangewend en de bedoeling zulks, op welke
„wijze ook, te doen nimmer bij dat raadslid heeft bestaan.
„Niet eenstemmig is de Commissie echter in haar
„antwoord op de vraag of, met betrekking tot de ge
tallen sub lo. en 2o. vermeld, de heer C. L. S t u 1 e-
„meijer moet geacht worden onmiddellijk of middellijk
„aan die aannemingen en leveringen te hebben deel
genomen.
„De meerderheid der Commissie beantwoordt deze
„vraag ontkennend.
„Zij is van oordeel, dat, waar niet de Heer S>tule-
■„m e ij e r zelf, doch de N. V. heeft aangenomen en ge
keverd en, voor zoover hij handelend optrad, de heer
„S t u 1 e m e ij e r zulks deed als bestuurder, dus als
„lasthebber van de N. V. derhalve van een derde, zijnde
„immers de N. V. een zelfstandig rechtspersoon,
„niet gezegd kan worden, dat de heer C. L. Stule-
„m e ij e r onmiddellijk of middellijk aan die aannemin
gen en leveringen heeft deelgenomen
„dat immers hier van juridisch „onmiddellijke" deel-
„neming als contracteerende partij geen sprake is,
„terwijl deelneming zoowel moreel als louter casueel
„of feitelijk zóó oneindig ver kan gaan en zóóveel
„variaties kan vertoonen, dat de meest redelijke weg,
„naar het oordeel der meerderheid, deze is om alleen
„die „middellijkheid" te straffen of te weren, welke is
angewend met het doel om door de mazen van de