30 DECEMBER 1915. 409 „wet te kruipen en de „onmiddellijke deelneming" te „omgaan „dat de meerderheid der Commissie in de wetten „slechts ziet een arsenaal, waaruit wapens moeten „worden gehaald in het belang van het maatschappelijk „doel, doo,r den wetgever beoogd, en niet tegen „dat doel „dat de meerderheid der Commissie dan ook uit volle „overtuiging op de gevallen sub lo. en 2o. bedoeld, „zooals zij zich in hun geheel hebben voorgedaan, „artikel 24 der gemeentewet niet toepasselijk acht „dat de meerderheid immers niet kan aannemen, dat „de wetgever bedoeld heeft door schorsing van een „raadslid met al den aankleve van dien in te grijpen „in éen geval als zich hier heeft voorgedaan „dat de meerderheid zich heeft laten leiden door den „geest en de bedoeling der wet, voor zoover „men die o.a. op grond van de eischen van maat schappelijk belang kan achterhalen en vaststellen en „voorts van oordeel is, dat ook de 1 e,t t e r der wet „zich geenszins tegen de door haar gehuldigde opvat ting verzet „dat de meerderheid der Commissie voor deze hare „opvatting steun meent te vinden zoowel in de beslis sing van Gedeputeerde Staten van Noordbrabant, ver- „meld in het Provinciaal verslag over 1914, Hoofdstuk „IV, blz. 7, waarbij artikel 24 der gemeentewet niet „werd geacht te zijn overtreden door een raadslid, dat „van dein aannemer eener voor rekening der gemeente „gebouwde school het verfwerk van die school had „aangenomen, als in het Koninklijk besluit van 24 „Januari 1914 (Luttenberg's Chron, Yerz. 1914, blz. 33), „waarbij is beslist, dat niet geacht kon worden in strijd „met artikel 24 der gemeentewet te hebben deelgenomen „of deel te nemen aan eene onderhandsche pacht van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 409