13 MAART 1915.
43
staat, was reeds vroeger voor industrieele doeleinden
nagenoeg geheel ingenomen. Toen de gemeente de
voormalige sigarenfabriek van den heer Meeuwesen
kocht, deed ze dit met het oog op eene mogelijke uit
breiding van de gasfabriek. Daarna heeft Kwatta het
aangrenzend terrein aangekocht. Vermoedelijk werd
daarbij uitgegaan van de veronderstelling, dat de ge
meente hare terreinen ook voor industrieele doeleinden
zou gebruiken en dat men dus niet in conflict zou
komen met de eischen der bouwverordening, indien
het door Kwatta aangekochte terrein eveneens voor
uitbreiding harer fabriek zou worden bestemd.
De argumenten, dat de gasfabriek wel eens zou kun
nen worden verplaatst en dan een andere toestand zou
ontstaan, acht spreker van weinig waarde. Indien
zulks het geval mocht zijn, is er nog geene enkele
reden om de ontheffing niet te laten voortduren. Er zal
dan voldoende open terrein ontstaan, omdat dan ook
de Dwarsstraat wel zal kunnen vervallen.
Wijl het gemeentebelang derhalve in dxze niet wordt
geschaad, zal spreker stemmen tegen het prae-advies.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN is er
ook voor, om de ontheffing te verleenen. Volgens het
plan zal er nog eene breedte van 3% M. onbebouwd
blijven. Als nu later de gemeente bij eventueele bebou
wing nog 3% M. van haar terrein openlaat, krijvt men
zoodoende eene open ruimte ter breedte van 7 M. De
toestand is dan wel niet bijzonder hygiënisch, doch
de industrie dient ook geholpen te worden. Het is moei
lijk uit te maken, wanneer er al dan niet een geval
van dringende noodzakelijkheid aanwezig is, doch
spreker meent, dat hier wel mag worden aangenomen,
dat zoodanig geval bestaat.
De heer SASSEN herinnert aan de geschiedenis van