24 APRIL 1915.
67
De VOORZITTER zegt, dat de kwestie in zake
het beschikbaar stellen van levensmiddelen straks ter
sprake kan komen bij de behandeling van het adreB
van den R. K. Gildenbond.
De heer SASSEN wijst erop, dat het adres der ge
meente-werklieden, hetwelk thans in behandeling is, op
hem een onaangenamen indruk heeft gemaakt. Die
menschen zijn in vasten dienst zij genieten een goed
weekloon en zijn daardoor reeds bevoorrecht boven
andere werklieden, die in particulieren dienst zijn. Men
behoeft hen toch nog niet meer te bevoorrechten.
Wat de kwestie van het veelvuldig bioscoopbezoek
en het eten van wittebrood betreft, daarop zal spreker
niet ingaan. Alleen wil hij slechts te kennen geven,
dat hij het in dit opzicht geheel eens ijs met den voor
zitter.
Er is intusschen nog een ander kwaad, dat spreker
wil memoreeren. Het is van algemeene bekendheid, dat
bij velé werklieden het gebruik bestaat, om van hun
weekloon een paar gulden voor zakgeld achter te hou
den. Dat dezulken eerst eens beginnen met dat zakgeld
voor de huishouding ter beschikking te stellen.
De heer VAN HULTEN moet protesteeren tegen twee
punten, hier in het debat gebracht. Allereerst het be
zoek van bioscopen en koffiehuizen. (Spreker vindt het
jammer, dat men zich beroept op de slechtste elemen
ten en deze vergelijkt met de betere elementen onder de
werklieden. De betere, die werkelijk lijden tengevolge
van de duurte, blijven thuis. En het percentage van
hen, die naar bioscopen en koffiehuizen gaan, is waar
lijk niet zoo groot, om in vergelijking te brengen met
de betere elementen.
En wat betreft het door den heer Sassen als
een algemeen bekend feit aangehaalde, dat de werklie-