68 24 APRIL 1915. den f 2.van hun weekloon voor zakgeld inhouden, daarvan is spreker niets bekend, ofschoon hij in den werkmansstand geboren is en er nog in leeft. Er kunnen individuen zijn, die een groot zakgeld nemen, maar in het algemeen is dat niet het geval. Spreker moet daartegen protesteeren. Dat is onbekendheid met den arbeidersstand of laster. De VOORZITTER wijst erop, dat de door hem aangevoerde argumenten zij mogen klein genoemd worden toch in ieder geval teekenend zijn. Spreker las nog onlangs het verslag van eene lezing van den heer Van R ij e n, secretaris van den arbetid te Tilburg. over de drankbestrijdersvereenigingen. Daarin word i geklaagd, dat het kroegbezoek sedert de mobilisatie niet verminderd is. Spreker vindt zoo iets teekenend in aeze buitengewone tijdsomstandigheden en het wil er bij hem niet in. dat de menschen, die klagen over dure tijden, zich in dit opzicht niet zouden kunnen beperken. De heer SASSEN herhaalt, dat het eene algemeen bekende zaak is, dat er veel werklieden zijn, die een gedeelte van hun loon inhouden voor zakgeld. Ieder een moet zich in deze tijdsomstandigheden bekrimpen. Spreker leest een gedeelte voor van een ingezonden stuk in „de Tijd", waarin de aandacht op deze zaak gevestigd wordt en waarmede hij volkomen instemt. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN geeft toe, dat er menschen zijn, die het niet zoo direct noo- dig hebben of dat er menschen zijn, die te veel profi- teeren, maar het staat ook vast, dat er heel veel men schen zijn met een klein salaris, die er met de tegen woordige duurte der levensmiddelen niet komen kun nen. En nu rust op de gemeente als werkgeefster een zware verplichting. In zooverre wil spreker dan ook het voorstel van den heer Stulemeijer wel steunen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 68