30 JANUARI 1915. 9 f 20.en aan de heeren Moonen en Engber- s e n ieder f 40. Burgemeester en wethouders motivee ren deze mindere gratificatie aan den heer Bom, wijl deze sedert 1 Augustus j.l. wegens mobilisatie in militairen dienst is en dus de laatste maanden geen controle heeft kunnen uitoefenen, terwijl verder rekening is gehou den met de omstandigheid, dat de belasting het vorig jaar, wegens den heerschenden oorlogstoestand, min der heeft opgebracht dan in 1913, waardoor ook de controle vanzelf minder was. Aan spreker komt de verdeeling echter niet geheel billijk voor. De heer B o m is sedert Augustus in mi litairen dienst, dat is dus de laatste vijf maanden; de mindere opbrengst van de belasting en bijgevolg ook de mindere) controle is een gevolg van den oorlogs toestand, zoodat de gratificatie voor den heer Bom in verhouding tot de beide anderen niet billijk is te achten. Spreker zou daarom de gratificatie voor den heer Bom willen bepaald zien op f 30. De VOORZITTER zegt, dat de gratificatie berekend is naar het aantal uren, dat door ieder controle is uitgeoefend. De heer VAN HULTEN vraagt, of de gratificatie over het algemeen niet te gering is, als men het aan tal uren berekent, dat door ieder hunner diensten zijn verricht, 't Is ook veelal nachtwerk. De VOORZITTER zegt, dat de controle wel in de avonduren geschiedt, maar nachtwerk is het niet. Overigens kan spreker mededeelen, dat de vergoeding in billijke verhouding staat tot de diensten, door ieder verricht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 9