109 10 MAART 1917. „aangehaald te bepalen, dat de vaste diensttijd van ,,de betrokken ambtenaren geacht moeten worden te zijn ..aangevangen op de tijdstippen, waarop hunne respec tieve „tijdelijke;" aanstellingen zijn ingegaan. ..Bij het doen van dit voorstel hebben wij ons niet „verheeld, dat waar aldus eenerzijds de belanghebben den zeer worden gebaat, anderzijds daarvan het gevolg ..zal zijn, dat weer meerdere pensioenlasten op de „schouders der gemeente worden gelegd, welke kosten „slechts voor een zeer gering deel op de betrokkenen „kunnen worden verhaald. Waar echter zoo flagranten .^strijd bestaat tusschen de i'e'telijke dienstverhoudjng en „de bewoordingen der vroegere aanstellingen waar- „van de betrokken leeraren thans de schadelijke ge- volgen ondervinden, daar meenen wij niet anders „te kunnen doen dan U voor te stellen, te besluiten „als hiervóór is aangegeven". De heer CERUTTI zegt, dat hij dit voorstel met groote vreugde heeft begroet. Thans zal een einde ge maakt worden aan een sinds jaren bestaan hebbenden onregelmatigen toestand. Met betrekking tot de positie der lieeraren aan de ambachtsschool kan van cent lijdens geschiedenis gesproken worden. Aanvankelijk werden deze ambtenaren aangesteld op een loon. hetwelk een werkgever aan ongeschoolde arbeiders betaalt. Na een kwarteeuw werd hierin verbetering gebracht, doch steeds bleven belanghebbenden gebukt gaan onder de vrees, dat zij nimmer in het genot van pensioen zouden worden gesteld. Spreker wijdt dit aan administratieven sleur en men ziet nu, hoe het stelsel van tijdelijke aanstelling uit den booze is. Waren de leeraren op tijd definitief aangesteld, dan hadden ze ook regelmatig voor pensioen bijgedragen. Nu zijn ze eerst in 1911 vast aangesteld en dragen ze pas sedert 1 October 1913 (inwerkingtre ding der Pensioenwet voor dei gemeente-ambtenaren 1913) voor pensioen bij. Als voorbeeld hoe een ambtenaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 109