120
10 MAART 1917.
spreker, zijn de groote winkelzaken in handen van
Naamlooze Vennootschappen, waarvan de aandeelhou-
ders over het geheele land verspreid zijn. Wij moeten
eerst voor onze eigen menschen zorgen. Spreker acht
het beter dat de werklieden met vol weekloon naar
huis gaan. Wat betreft het branden van licht in winkels
reeds om een uur of 4. merkt de heer v a n H u 1 t n
op, dat burgemeester en wethouders het recht hebben
te dispenseeren en dus ook overdag meer licht kunnen
toestaan.
De heer BROOS, den heer van H u 1 t e n beant
woordend, zegt, dat we niet meer dan 75 van het
normaal verbruik kunnen toestaan. In de Kamer is de
beperking ook ter sprake gekomen. Spreker meent, dat,
wanneer de industrie hare werktijden verandert en de
noodige zuinigheid betracht, zij wel met 75 kan toe
komen. Men moet zich aan de tegenwoordige tijdsom
standigheden aanpassen.
De heer HORNIX wil even wijzen op de vreemde
houding van den lieer van H uiten.
In een vorige vergadering, zegt spreker, was de heer
v a n Hult e n vóór de groote winkeliers en meende
hij, dat de kleine bevoorrecht werden hij pleitte er
toen warm voor, dat allen gelijk moesten sluiten. En
nu, zegt spreker, is de heer van Huiten iheelemaal
omgedraaid. De lieer H o mix acht dit een vreemde
houjding.
De heer STULEMEIJER zegt, dat de heer v a n
H ui te n uit het oog verliest, dat het hier slechts een
klein deel van de industrie betreft. In de tweede plaats
vergeet de heer van H u 11 e n de werklieden, die in
dienst zijn van de groote winkeliers, zooals kleermakers
e. a., die in de confectiebedrijven werkzaam zijn. Of
een groote winkelzaak nu in handen is van een Naam
looze Vennootschap of van een privé persoon, maakt
geen verschil. Zooals de hoer v a n B a v e 1 een vorige