10 MAART 1917.
125
om bij de beperking van het gasverbruik voor gas
motoren en industriëele doeleinden te beperken tot 75%
van het normaal verbruik, onder dit laatste te verstaan
het gebrujik per maand, berekend naar het twaalfde deel
van het verbruik in 1916.
De bepaling wordt, in dien zin aangevuld, aangeno
men met allgiemeene stemmen, behalve die van den heer
v a n H uiten, die zich tegen verklaart.
liet voorstel van den heer STULEMEIJER, om de
nieuwe bepalingen nog heden in werking te doen treden,
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, niet
inachtneming van het door den voorzitter ge
noemde voorschrift om vóóraf de vereischte opgaven
te doen ten politiebureele.
Vervolgens wordt het geheele voorstel van burge
meester en wethouders, gewijzigd en aangevuld zooals
hiervoor is omschreven, zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De heer VAN HULTEN verklaart zich er tegen.
De heer VAN DEX BIGGELAAR vraagt, of voldaan
zal worden aan de bedoeling van den lieer K a n t e r s,
om, wanneer de vereischte besparing is verkregen, het
surplus beschikbaar te stellen van de industrie.
De VOORZITTER antwoordt, dat de aan de industrie
opgelegde beperking tot 75 thans door den raad is
vastgelegd en voor hetgeen de lieer v a n d e n B i g-
g e 1 a a r v.raagt, dus te zijner tijd een nieuw raads
besluit noodig zou zijn. Intusschen zullen burgemeester
en wethouders het denkbeeld overwegen.
liet raadsbesluit van 4 December 1916, gewijzigd Oij
raadsbesluiten van 27 Januari en 24 Februari 1917, is
mitsdien thans weder gewijzigd als volgt