A 146 21 APRIL 1917. De heer CRAMERUS zegt, dat die vrees wel dege lijk bestaat. Burgemeester en wethouders hebben in dertijd het voorstel gedaan in verband met eene aan schrijving van het kolenbureau aan den directeur der gasfabriek, waaruit blijkt, dat het de bedoeling is, dat aan de industrie, dus ook aan de houders van gasmo toren, niet meer dan 75% van het normale verbruik wordt verstrekt. Het niet-naleven van dit voorschrift kan tengevolge hebben, dat de kolenaanvoer onmid dellijk wordt gestaakt. Burgemeester en wethouders hebben de zaak van alle kanten bekeken en getracht de industrie te sparen, maar er is niets aan te ver anderen. De heer VAN DEN BIGGELAAR zegt, dat, nu hier blijkt, dat het eene rechtstreeksche opmerking is van de Rijkskolendistributie, daarmede eigenlijk de vraag komt te vervallen, die hij had willen stellen, namelijk of bij eene meerdere besparing van andere zijde dan is voorgeschreven, dat meerdere dan in zijn geheel zou kunnen verbruikt worden door de industrie. De heer VAN IERSEL moet zich ook verder bij de zaak neerleggen, nu blijkt, dat het een voorschrift is van de Rijkskolendistributie. Zonder verdere bedenking wordt alsnu be sloten op het adres afwijzend te beschikken. 8. Adres van de Bredasclie slagersvereeniging, ver zoekende aan de slagers toe te staan in hunne winkels op Zaterdagen het gaslicht tot 's avonds 10 uur te mogen laten branden. De VOORZITTER stelt namens burgemeester en wet houders voor op het adres afwijzend te beschikken, wijl dan aan andere winkeliers hetzelfde voorrecht zou moeten worden toegekend. De heer CERUTTI wijst erop, dat de adressanten zich beroepen op de kappers, terwijl zij ook als mo-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 146