154 21 APRIL 1917. den te zijn en hebben zich over spreker beklaagd in den Haag bij de Rijkskolendistributie. Daarna is ge komen het geschil met Prof. de Y o o ij s en kwam de mededeeling, dat men hem niet langer kon dulden als voorzitter van de kolendistributie. Toen heeft spre ker gelijktijdig zijn ambt nedergelegd als bestuurder van het levensmiddelenbedrijf; hij had er genoeg van. De heer CRAMERUS doet opmerken, dat de accoun tant van R h ij n niet door het college van burge meester en wethouders is aangesteld. Op de tweede plaats 'had de heer v a n R h ij n moeten ingrijpen en niet moeten afgaan op het personeel. Toen hem bleek dat de boekhouding niet in orde was, had hij daarvan verslag moeten uitbrengen aan burgemeester en wethou ders. Spreker neemt het den heer v a n R h ij n kwa lijk, dat hij zulks niet gedaan heeft en daarom heeft hij hem ook onmiddellijk ontslagen. Spreker hoopt, dat de raad er genoegen mede zal nemen, dat hij in de eerstvolgende vergadering een verslag uitbrengt, het welk dan door een accountant kan worden onderzocht. De heer BROOS zegt, dat de heer van R h ij n geen verslag kon uitbrengen, omdat er geen magazijnboekeii gehouden werden. Als de heer van R h ij n daartoe opdracht gaf, gelastte de heer van der Meer aan den boekhouder hiermede te staken. De VOORZITTER meent, dat den raad wel voldoende zal zijn gebleken, dat burgemeester en wethouders be reid zijn alle mogelijke gegevens te verstrekken. Het is dus gewenscht, dat men het verslag afwacht, het welk dan in handen kan gesteld worden van de te be noemen commissie. De heer ZIJLMANS vraagt, of het verslag dan ge drukt of getypt aan de leden kan worden rondgedeeld. De VOORZITTER zegt, dat daartegen geen bezwaar bestaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 154