21 APRIL 1917.
155
De heer VAN IERSEL vraagt, of in de vacature
van accountant reeds voorzien is.
De VOORZITTER antwoordt hierop, dat burgemees
ter en wethouders het voorstel van den heer C r a m e-
r u s afwachten.
De heer LI.IDSMAN zou den accountant het liefst
door den raad benoemd willen zien.
De heer BROOS acht het wel mogelijk, dat de ac
countant niet door burgemeester en wethouders is be
noemd, doch spreker herinnert zich zeer goed, dat hij'
de benoeming met den voorzitter besproken heeft en
dat deze haar toen eene goede keuze heeft genoemd.
De VOORZITTER ontkent dit niet, maar de benoe
ming had toch door burgemeester en wethouders die
nen te geschieden, die dan ook het salaris hadden moe
ten vaststellen.
De heer BROOS zegt, dat de benoeming niet defini
tief was. Als de accountant een rapport zou hebben
uitgebracht en den omvang zijner werkzaamheden be
kend waren, had men het salaris kunnen vaststellen.
De heer SMITS meent, dat men dan wel tot het vol
gend jaar had kunnen wachten.
De VOORZITTER sluit de discussie over deze zaak
en stelt voor, in verband met de gedane toezegging
van burgemeester en wethouders, de motie voor ken
nisgeving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
15. Schrijven van het college van regenten van het
oude-mannenhuis alhier, daarbij machtiging verzoekende
om in. de begrooting van uitgaven van dat gesticht
voor het dienstjaar 1916 af te schrijven van hoofdstuk