20 JANUARI 1917. 15 „uit te reiken. De gemeente heeft indertijd dei verklaring „afgelegd, bedoeld in art. 86 der pensioenwet voor de „gemeente ambtenaren, waardoor zij het risico moet „dragen voor de pensionneering van al hare op 1 „October 1913 in dienst zijnde ambtenaren en werk lieden. Dat risico kan de gemeente bezwaarlijk aan vaarden voor werklieden, wier hoofdbezigheid eene „andere is dan het waarnemen van eene gemeentelijke „functie gedurende enkele uren van den dag. Daardoor „toch zou de mogelijkheid kunnen ontstaan, dat de „gemeente aansprakelijk was voor pensionneering ten gevolge van invaliditeit, ontstaan buiten gemeentedienst, „maar door de uitoefening van het eigenlijk beroep. „Dat is dan ook de reden geweest, waarom op „adressanten niet van toepassing was het vroegere „reglement op het pensionneeren van vaste werklieden „in dienst der gemeente. Men heeft hen nooit onder de „categorie van gemeente-werk lieden willen rangschikken. „Ook vergissen adressanten zich, als zij meenen, „dat bij de uitreiking eene.r vaste aanstelling' al hun „vroegere diensttijd bij de berekening voor pensioen „in aanmerking zou komen. „Alleen diensten, krachtens eene vaste aanstelling „bewezen, worden met pensioen vergolden, terwijl tij delijke diensten na 1 October 1913 bewezen, kunnen „worden ingekocht, als ze door eene vaste aanstelling „zijn gevolgd. ..Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen op „het hierbijgevoegd adres afwijzend te beschikken". üe VOORZITTER vraagt, of de raad zich met dit voorstel kan vereenigen. De heer CERUTTI zegt, dat hem uit de stukken is gebleken, dat in de raadszitting van 9 October 1915 een zelfde verzoek van adressanten is afgewezen. Bij die gelegenheid gaf de heer van H. u 11 e n de wen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 15