21 APRIL 1917. 181 De heer HORNIX zegt, dat hij nog geen antwoord heeft ontvangen op de vraag, of reeds een reglement is vastgesteld en dringt nogmaals op publicatie aan, om daardoor het vertrouwen te herstellen, dat bij een groot deel der burgerij is geschokt. De ongerustheid, die er nu heerscht, kan worden weggenomen, zoodra men ziet, dat de distributie in betere banen is geleid. De VOORZITTER zegt, dat zoolang niet van de Rijkskolendistributie voorschriften zijn ontvangen, die in eene regeling zullen worden omgezet, van eene publi catie geen sprake kan zijn. Spreker kan echter de ver zekering geven, dat de noodige publiceering zal plaats hebben, zoodra dit mogelijk is. De heer BROOS weet niet, of de heer H o r n i x op het oog heeft de distributie vóór of na 1 April. In het eerste geval wil spreker den heer H o r n i x van ant woord dienen, omdat hij zelf de leiding had en kan hierbij verzekeren, dat tot 1 April geen enkele klacht van de kleinindustrie is vernomen. De distributie is echter nooit zoo slecht geweest als na 1 April. Spreker begrijpt dan ook niet, hoe de heer Hornix durft zeggen, dat het publiek geen vertrouwen heeft in de kolen distributie. De heer HORNiIX onderbrekende, zegt, dat hem een geval bekend is, dat iemand twee maanden lang getracht heeft kolen te krijgen, doch steeds te vergeefs. De heer BROOS voortgaande, herhaalt, dat van de kleinindustrie geen enkele klacht vóór 1 April vernomen is, terwijl men nu steen en been klaagt over de slechte distributie. Klachten van particulieren zijn er altijd geweest, doch dat was niet sprekers schuld. Zooals bekend is, heeft spreker de leiding der kolen- distributie aan anderen overgedragen en de geheele ver antwoording van zijn beheer reeds ingediend. Spreker heeft al zijn tijd en moeite daaraan gegeven en dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 181