182 21 APRIL 1917. resultaten niet geheel bevredigend zijn, is de schuld van de Rijkskolendistributie. In Maart waren 40 wagons kolen besteld en Ijoegeaegd, doch in plaats daarvan werden er maar 20 afgeleverd. Toen spreker zich daarover bij de Rijkskolendistributie beklaagde en deze opmerkzaam maakte, dat Breda nog 20 wagons tegoed had, werd hem medegedeeld, dat de kolen bij de mijnen besteld waren. Spreker heefc zich toen onmiddellijk telephonisch met de mijnen in ver binding gesteld, die hem echter mededeelden, dat er voor Breda niets besteld was. Daarop heeft spreker zich opnieuw tot de rijkskolendistributie gewend en verzocht te willen zorg dragen, dat het ontbrekende kwantum zoo spoedig mogelijk werd afgeleverd. Hierop werd geantwoord, dat dit niet meer mogelijk was. Zoo be handelt ons de Rijkskolendistributie, zegt spreker. De heer STULEMEIJER keurt het af. dat de heer H o r n i x den heer Broos aansprakelijk wil stellen, als hier geen kolen komen en vraagt, of hij daarvoor ook de nieuwe brandstoffencommissie aansprakelijk wil stellen, als er in 't vervolg weer geen kolen komen, ofschoon die heeren er niets aan kunnen doen. De heer HORNIX wijst erop, dat hij niemand aan sprakelijk heeft gesteld, doch alleen heeft opgemerkt, dat Breda ten opzichte der kolenvoorziening in zulk eene ongunstige positie verkeert. De VOORZITTER ontkent dit ten stelligste en verklaart, dat Breda, in vergelijking met verschillende andere gemeenten, in eene zeer gunstige positie heeft verkeerd. Van verschillende zijden heeft spreker dan ook de op merking gehoord, dat men hier zooveel te distribueeren kreeg. Men mag dus geen verwijt maken aan hen. die de kolenvoorziening geleid hebben. De heer VAN HIJLTEN vraagt, of de controle op de kolenhandelaren wel afdoende is. Het is sprekers innige overtuiging, dat er door de handelaren geknoeid wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 182