C'-W
21 APRIL 1917.
183
De VOORZITTER zegt, dat men thans nog in een
organisatie-tijdperk leeft. Spreker wil echter zoodanige
regeling maken, dat de handelaren niet kunnen kmoeien.
De heer ZIJLMANS vraagt, of het voor den directeur
der gasfabriek niet te bezwarend is, om zitting te hebben
in de brandstoffencommissie.
De VOORZITTER zegt, dat de positie van den di
recteur in de commissie dezelfde is als die van ieder
ander lid. Zijne werkzaamheden zijn niet grooter dan
van de andere leden. In de circulaire van den Minister
komt de bepaling voor dat in die gemeenten, waar eene
gasfabriek is, een vertegenwoordiger dier fabriek in de
commissie moet worden opgenomen.
De heer ZIJLMANS wenschte alleen maar te ver
nemen of de heer H o u, b e n die taak wel op zich kan
nemen in verband met zijne werkzaamheden aan de
gasfabriek en waterleiding In ieder geval hoopt spreker,
dat de kolendistributie gescheiden blijft van het gas-
en waterbedrijf.
De VOORZITTER zegt, dat zulks van zelf het geval
zal zijn.
39. De heer KLUFT, alsnu liet woord gevraagd en
verkregen hebbende, wijst op den slechten toestand van
den weg aan den Marksingel. Het is daar een ware
modderboel. Spreker dringt op verbetering van dien
toestand aan.
-10. De heer VAN IIULTEN wijst op de lage af
scheiding van, de plantsoenen in het Valkenberg, hetgeen
hij avond, nu het zoo donker is, gevaarlijk is. Spreker
vraagt, of daar niets aan te doen is.
De VOORZITTER zegt, dat burgemeester en wet
houders de door de beide vorige spreiers aangehaalde
punten zullen overwegen.
De VOORZITTER sluit al=nu de vergadering.
De secretaris, De voorzitter,