28 APRIL 1917. 193 „Wat betreft den derde ambtenaar, belast met alle „overige werkzaamheden, komt het ons voor, dat zijne „taak van dien aard is, dat eene jaarwedde van „f 1000.onvoldoende moet worden geacht, zoodat „verhooging behoort plaats te hebben. „Van de overige vierdeambtenaren van den bur gerlijken stand geniet er thans slechts één eene be zoldiging van f 50.per jaar. Het behoeft geen be- „toog, dat de andere vervangende ambtenaren daarop „eveneens aanspraak mogen maken. „Op grond van een en ander hebben wij de eer u „in overweging te geven „1°. De verordening, regelende de verdeeling der „werkzaamheden tusschen de ambtenaren van den bur gerlijken stand te wijzigen, zooals in bijgaand con- „cept is aangegeven „2°. aan gedeputeerde staten dezer provincie ie „verzoeken de jaarwedden van de ambtenaren van den „burgerlijken stand in deze gemeente met ingang van „1 -Juni 1917 te regelen als volgt „a. van den ambtenaar, die, met uitzondering van „de huwelijksvoltrekkingen, is belast met alle overige „werkzaamheden van den burgerlijken stand, op „f 1250.—; ,,b. van ieder der ambtenaren die, bij afwezigheid „verhindering of ontstentenis, genoemden ambtenaar „zal vervangen, op f 50.—v „Wij wenschen er hierbij nog uitdrukkelijk uwe aan dacht op te vestigen, dat de verhooging van wedde „van den onder a genoemden ambtenaar en het toeken- „nen eener bezoldiging aan alle vierde ambtenaren „voor de betrokken personen practised van geen be- teekenis is, omdat, zoowel het een als het ander, vol- „gens de bestaande salaris-regeling der ambtenaren ter „secretarie, in mindering komt van hunne jaarwedde „als secretarie-ambtenaar."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 193