28 APRIL 1917. 197 De heer CERUTTI wijst erop, dat. wanneer de ver goeding gebaseerd is op de verordening, daarvan niet kan worden afgeweken. Is het echter eene recognitie, dan is de gemeente, niet gebonden. De heer LIJDSMAN herinnert eraan, dat, toen in dertijd het verzoek werd toegestaan, erop gerekend werd, dat het gedeelte zou bebouwd worden. Daarom werd bepaald, dat als vergoeding eene jaarlijksche re cognitie zou geheven worden. Toen heeft verzoeker met de regeling gaarne genoegen genomen en daarom vindt spreker thans geene enkele reden, om van die regeling af te wijken. De heer IIORNIX vraagt, of er meerdere dergelijke recognitiën bestaan. De heer LIJDSMAN antwoordt hierop, dat er slechts enkele recognitiën geheven worden, o.a. voor een paar uitgangen in het Valkenberg. De heer VAN HULTEN herinnert eraan, dat burge meester en wethouders indertijd tegen de inwilliging van het verzoek waren. Het werd toen echter door den raad toegestaan en als eene groote gunst beschouwd. Spreker vindt daarom geene enkele reden, om adres sant thans tegemoet te komen. De heer KANTERS wijst erop, dat indertijd ook nog andere bepalingen zijn gemaakt, waardoor de kosten voor den heer S c h u u r m a n beduidend liooger wer den. Voor de verplaatsing van het urinoir heeft hij f 250.moeten storten, doch daarvan heeft hij nooit eene afrekening gezien. De VOORZITTER meent, dat adressant toch van te voren geweten heeft, welke kosten er voor hem aan verbonden waren. Wat de afrekening van de verplaat sing van het urinoir betreft, daarvan is spreker niets bekend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 197