202 28 APRIL 1917. mien, die zal hebben te onderzoeken in hoever zijne werkzaamheden aan het levensmiddelenbureau: het kren kende oordeel van den heer Cramerus verdienden. De VOORZITTER zegt, dat de notulen van de be trokken vergadering nog niet zijn vastgesteld en stelt mitsdien voor, het adres aan te houden. De heer ZIJLMANS vraagt, of burgemeester en wet houders, dadelijk na de vaststelling der notulen, over het adres niet een prae-advies zouden kunnen uit brengen. De VOORZITTER zegt, dat hiertegen bezwaar be staat en dat het niet op den weg van den raad ligt op het adres in te gaan. Als inderdaad blijken zou, dat woorden gebezigd zijn, waardoor de heer van R h ij n zich beleedigd acht, dan is dit eene kwestie tusschen den heer van R h ij n en dengene, die de woorden heeft geuit. Iets anders zou het zijn, als een besluit van den raad werd aangevallen. Hier geldt het echter het gesprokene door een der leden. De heer ZIJLMANS meent, dat het toch beter zou zijn als burgemeester en wethouders hierover eerst een prae-advies uitbrachten. Men wist dan, hoe zij over de zaak dachten en de raad kon er dan eene con clusie uit trekken. De heer CERUTTI is het met den heer Z ij 1. m a n s niet eens. De raad heeft met deze zaak in het geheel niets te maken. Iets anders zou het kunnen zijn, als de gebezigde uitdrukkingen tot grondslag hadden ge strekt van een genomen besluit. Eerst dan als de no tulen door den raad zijn gesanctionneerd, zou er sprake kunnen zijn van een prae-advies. De heer ZIJLMANS wiil alleen maar weten, of er temen voor den raad bestaan, om op het adres in te gaan. Daarover zou spreker de meening van burge meester en wethouders willen kennen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 202