28 APRIL 1917.
205
De heer STULEMEIJER vindt de zaak eenvoudig
genoeg en kan heel goed zonder prae-advies worden
a'fgedaan. Als de raad het er mede eens is, dat hij met
de kwestie niets te maken heeft, dan kan de zaak daar
mede als afgedaan worden beschouwd.
De heer CRAMERUS herhaalt nogmaals, dat hij
persoonlijk geen bezwaar heeft tegen eene commissie en
wil de beslissing overlaten aan den raad.
Het voorstel van den heer VAN IERSEL wordt als-
nu in stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen
2 stemmen.
Vóór stemden do heeren Bog aardt, van Ba-
vel, S t u 1 e m e ij e r, van I e r s e 1, van D ij k,
van den Biggelaar, Kluft, Lijdsman,
Reigersman, Cerutti, van Groenen-
dael, van Hul ten, Smits, Bogmans en
B o m.
Tegen stemden de heeren K a n t e r s en Z ij 1 m a n s
terwijl de heeren Cramerus en H o r n i x zich
van stemming onthielden.
De heer VAN HULTEN vraagt, of het wel geoorloofd
is, dat een raadslid zich van stemming onthoudt.
De VOORZITTER antwoordt hierop, dat het strikt
genomen niet geoorloofd is. Een raadslid behoort voor
of tegen te stemmen en anders voor de stemming de
vergadering te verlaten.
De heer CERUTTI vraagt, of aan den heer van
R h ij n nu ook de motieven worden medegedeeld,, die
tot afwijzing van het verzoek hebben geleid.
De heer VAN HULTEN acht dit zeer ongewenscht,
omdat men dan aan den heer v a n R h ij n weer stof
zou geven tot verdere polemiek.
De VOORZITTER zegt, dat aan verzoeker alleen
het besluit van den raad wordt medegedeeld.