210 -v r, j 28 APRIL 1917. De heer CRAMERUS zou de zaak liever gesplitst willen zien. Als de heer II o r n i x wil spreken over een wanbeheer van vóór 1 April, dan zou spreker zich daartegen moeten verzetten. Iets anders is het, als de heer Hornix wil wijzen op feiten, die na dat tijdstip hebben plaats gehad. De heer VAN HULTEN acht de zaak van veel be lang, waar de heer Hornix spreekt van wantoe standen1. De raad heeft nog geen cijfers gezien, ofschoon spreker die reeds/ontvangen heeft door beimiddeiliing! Van een ambtenaar van het distributiebureau. Als de heer Hornix zijne gegevens uit dezelfde bron zou hebben, is spreker er tegen dit punt thans ter sprake te brengen. De heer SiTULEMEI JER vraagt, of de heer Hornix zijne rede niet zou kunnen splitsen. Anders is spreker er tegen hom het woord te verleenen, omdat de persoon, wien de interpellatie geldt, niet aanwezig is. De heer BOG AARDT wijst erop, dat eene interpel latie een veel omvattender gezichtskring opent dan het stellen van eenvoudige vragen. Spreker geeftj niet giaarno zijne stem aan eene interpellatie, als hij niet voorbereid is en niet weet, of hij daarop zal kunnen antwoorden. Spireker acht het verkeerd om over allerlei kwesties maar eene interpellatie te houden, waarvan de raad niet voldoende op de hoogte is. De heer CERUTTI staat er eenigszins verbaasd van, dat een lid der Kamer, waar steeds interpellatiën ge houden worden, zulks hier wil weigeren. De heer Hornix heeft gezegd, dat hij enkel eenige mededee- lingen wenscht te doen en daartoe vraagt hij volgens het reglement van orde verlof. De heer BOGAARDT zegt, dat de heer C e r u 11 i zich volstrekt niet behoeft te verbazen. In de Kamer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 210