19 MEI 1917.
241
De heer VAN HULTEN vraagt, of tegenover de vele
adhaesiebetuigingen er wel één adres tegen de win
kelsluiting is ingekomen.
De VOORZITTER beantwoordt deze vraag ontken
nend.
De heer IIORNIX is met de adhaesiebetuigingen niet
op de hoogte ze waren niet bij de stukken. Spreker
zou deze eerst wel willen zien en ondersteunt daarom
hot voorstel van den heer Z ij 1 m a n s tot aanhouding.
De heeren SMITS en CERUTTI verklaren dit voor
stel eveneens te ondersteunen. Laatstgenoemde acht het
wel wenschelijk, dat het ontwerp vooraf gepubliceerd
xvorde. Dan kunnen de ingezetenen er over oordeelen.
Wat die adhaesiebetuigingen aangaat, merkt de heer
CERUTTI op, dat, wanneer zoo'n adres ter teekening
rondgaat, er ook zijn, die weigeren te teekenen, maar
daar blijkt niets van.
De heer VAN HULTEN zegt, dat het ontwerp in
de courant geplaatst is.
De heer BOGAARDT acht deze verordening reeds
veel te laat ingediend en vindt het daarom verkeerd de
behandeling nu nog uit te stellen, zooals de heer
Z ij 1 m a n s wil. Telkens reeds is de aandacht op deze
zaak gevestigd en de daaromtrent ingekomen adressen
hebben indertijd ter inzage gelegen. Wat het bezwaar
betreft, dat de ingezetenen van het ontwerp geen ken
nis zouden dragen, wijst spreker er op, dat de raads
leden de vertegenwoordigers, de mandatarissen zijn
van de ingezetenen en dus beslissen kunnen. Er is
gelegenheid voor ruggespraak geweest.
De heer ZIJLMANS zegt, dat er in hetgeen hij be
doelt, geen kwestie is van ruggespraak. Hij heeft dat
woord niet geuit. Spreker acht de verordening echter