19 MET 1917. 243 de rust, zoowel van de winkeliers zelf, als van hun personeel. Zeer zeker is de verordening van ingrijpen den aard, doch spreker maakt zich niet ongerust, dat we daarmee tegen de wenschen der belanghebbenden handelen. Van eenige oppositie toch is niets gebleken. De heer KANTERS verzekert tegenover den heer Reigersman, dat er wel winkeliers tegen de ver ordening zijn. Wij moeten ons, zegt spreker, niet in den concurrentiestrijd mengen dan zou men zich ook wel met de prijzen kunnen bemoeien. Spreker acht ge dwongen winkelsluiting eene vrijlicidsberooving op eene kolossale manier. Hij steunt het betoog van den heer Z ij 1 m a n s. De heer CRAMERUS acht het gewenscht, dat deze zaak thans wordt afgewerkt. De heer SMITS zegt, dat hij accoord gaat met het gesprokene door den heer K a n t e r s. Het is een groote inbreuk op de vrijheid. Met hetzelfde recht zou men den arbeid van industrieel en, handelsreizigers e.a. kunnen beperken. En hoevelen zijn er niet, die ge dwongen zijn, des avonds hunne inkoopen te doen Ook is deze verordening niet noodig in het belang van het personeel daar zorgt de werkgever wel voor. Spreker kan zich dan ook in geenen deele met het voorstel vereenigen en merkt nog op, dat Breda 's avonds toch al zoo'n saaie indruk maakt, gevolg van de gedwongen gasbeperking. De heer STULEMEIJER zegt, dat, zooals hij ook reeds in de commissie voor de strafveroirdeningen heeft opgemerkt, deze verordening niet door hem gewenscht wordt, omdat hij de winkeliers als economisch-zwak- ken beschouwt, die geholpen moeten worden, maar in het belang van het personeel. De werktijden der werk lieden zijn véél te lang.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 243