19 MEI 1917. '245
De lieer BOGAARDT zou nog eenige algemeen© be
schouwingen wenschen te houden. Door gedwongen
winkelsluiting wordt, zoo zeggen deheeren Kanters
en Smits, de vrijheid van werken belemmerd. Spreker
vraagt, wat de heeren zouden zeggen, wanneer zij een
smid naast hun huis kregen, die 's nachts smeedde.
Zou men dan ook spreken van vrijheid van werken of
van burengerucht Men zal zich beroepen op de hin
derwet. Maar juist bet bestaan dier wet bewijst, dat de
arbeidsvrijheid niet onbeteugeld is. De hinderwet heeft
slechts te waken voor waarneembaren hinder, hinder,
die tastbaar in zijne gevolgen is. De heer Bog| aardt
vraagt de beide sprekers echter, of het geen hinder is,
waarvan de halve maatschappij, duizenden werknemers,
te lijden hebben, wanneer zij zich niet kunnen geven
aan hun gezin, geen tijd voor ontspanning hebben, noch
om zich aan het publieke leven te wijden. Gedwongen
winkelsluiting is niet alleen voor de bedienden, maar
ook voor de winkeliers het is eene zaak van het
allerhoogste sociale belangt.
Spreker leest voor hetgeen indertijd toen eene der
gelijke regeling in Amsterdam gemaakt werd, Prof.
T r e u b, destijds wethouder van die gemeente, omtrent
dit onderwerp heeft opgemerkt. In het door dezen aan
gehaalde rapport eener Duitsche staatscommissie ziet
men als de voornaamste reden van verplichte winkel
sluiting genoemd beperking van den arbeidsduur.
Breda beeft de uitwassen van de groote steden nog
niet, maar het kan nog komen. Spreker betreurt, dat
n'et reieds vroeger dezie .regeling tot stand gekomen is.
De heer Kant e r s gewaagde van den concurrentie
strijd, waarin de raad niet behoorde in te grijpen.
Spreker wijdt dezen concurrentiestrijd aan het liberale
economische stelsel, aan te ver doorgevoerd individu
alisme. De vrijheid heeft groote bekoring, maar er
behoeft maar één winkelier te zijn om vrijwillige sluiting
op een bepaald uur tegen te houden.