21 JULI 1917. 319 Herhaaldelijk en van verschillende zijden bereikten ,,ons klachten, dat dit gestadig oponthoud niet alleen „eene ongewenschte stremming in het verkeer, maar .vooral ook eene noodelooze kwelling van de trek- dieren veroorzaakt, hetgeen kon vermeden worden ,door de invoering van vaste stopplaatsen. „Wijl die klachten ons alleszins gegrond voorkwamen, „hebben wij ons gewend tot de direction van de ver schillende tramwegmaatschappijen, met verzoek ons „te willen mededeelen, of zij bereid waren tot de in voering van vaste stopplaatsen mede te werken. „De daarop verkregen antwoorden zijn van dien „aard, dat met het treffen der hierbedoelde maatregelen „niet langer behoeft te worden gewacht. „In overleg met de commissie voor de tramzaken „hebben wij de eer U mitsdien voor te stellen de hier voor aangehaalde bepaling in de concessievoorwaar den te vervangen door de volgende bepaling „Voor het in- en uitstappen der passagiers zullen „de rijtuigen alleen stilhouden op de daarvoor be- „stemde halten. Deze halten worden aangewezen „door burgemeester en wethouders, nadat daarover „de directie is gehoord." „Het ligt in onze bedoeling de aanwijzing der halten „te doen geschieden door doelmatige bordjes en de „kosten daarvan, welke slechts gering zullen zijn, „voor rekening der gemeente te nemen. „Wij hebben de eer U te verzoeken, ons daarvoor „tevens het noodige crediet te willen toestaan." De heer VAN IIULTEN vraagt, of de tarieven, welke onlangs gewijzigd zijn, zijn vastgesteld met goedkeu ring van burgemeester en wethouders. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat burgemees ter en wethouders zijn uitgegaan van het idee, dat de tramwegmaatschappijen van de verhooging alleen be hoorden kennis te geven. Dit is geschied. In de ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 319