322 21 JULI 1917. De VOORZITTER wijst erop, dat einde dezer maand reeds eene uitbreiding, zal plaats hebben, waarvan de. kosten zijn geraamd op f 27500. Alleen de salarissen van het personeel vorderen eene jaarlijksche uitgaaf van f 54000. De heer STULEME1JER wil alleen maar vragen, of het niet gewemscht is in het contract op te nemen, dat het Rijk zich verbindt de school in stand te houden. De VOORZITTER acht zulks onnoodig. Als de school wordt opgeheven, vervalt ook de subsidie van de gemeente. De heer VAN HULTEN wijst erop dat de overname niet is te beschouwen als eene gunst, maar als een herstel van onrecht, tegenover zoovele andere gemeenten, die wel eene Rijks hoogere burgerschool hebben. De heer ZIJLMANS meent, dat men niet aan den gang kan blijven en dat men geen spijkers op laag water moet zoeken, 't Is een loyaal contract. Bovendien! hebben we met een minister te doen en kunnen d up niet tèlkens met veranderingen aankomen. De heer HORNIX voorziet de mogelijkheid, dat andere denkbeelden ten opzichte van het onderwijs zullen baan breken. De hoogere burgerschool zou kunnen omgezet worden in een lyceum. Spreker vraagt, wat er dan gebeuren moet. De heer STULEMEIJER meent, dat bet niet de be doeling van den raad is geweest, dat het Rijk eenvoudlig de school zou overnemen en verder geheel vrij is. Er wordt eene overeenkomst opgemaakt, die ook moet worden uitgevoerd. De bedoeling is, dat het Rijk na de overneming, de school ook voor de toekomst zaal in stand houden. Dit wenscht spreker gestipuleerd te zien. Daar kan de Minister niets op tegen hebben. De heer CERUTTI voelt wel iets voor de bezwaren van den heer S t u 1 e m e ij e r. Men kan in een con-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 322