21 JULI 1917. 341 De VOORZITTER zegt, dat het rijkskolenbureau de toewijzing doet. De heer BOGAARDT acht dit in de praktijk niet mogelijk. Ook de aard van verlichting is in velé ge meenten anders. Spreker stelt op den voorgrond, dat in de eerste plaats de burgerij moet worden geholpen en dat eerst daarna gas voor ontspanning en vermaak mag worden beschikbaar gesteld. Spreker is n'et afkeerig van ver maken, doch er is kolennood en derhalve moet, wat het zwaarste is, ook het zwaarste wegen. Er is geen petroleum en er zijn geen kaarsen, zoodat de burgerij geheel is aangewezen op lichtgas. Daarvoor moet dus allereerst gezorgd worden. Spreker wil gaarne met burgemeester en wethouders aan de totstandkoming eener rantsoeneering medewer ken, doch hij mist alle gegevens om dit te kunnen doen. Sfpreker wil geen stemming vragen, maar verklaart zich toch tegen deze verordening. De heer SMITS heeft uit de discussiën vernomen, dat er aan de gemeente een zeker kwantum gas is toegewezen. In de stukken heeft spreker daarvan echter niets gelezen. Gaarne wil hij weten, in welken koers de rantsoeneering gaan zal. Als aan iederen verbrui ker eene gelijlke hoeveelheid gas wordt toegewezen, dan zal dat voor den een eene bezuiniging zijn van 200' en voor den ander van nog geen 10 Uit de stukken blijkt daar niets van. Spreker komt er dan ook tegen op, dat ieder particulier over denzelfden kam geschoren wordt en protesteert tegen de onvolïpdïglheiü, waarmede de raad in deze wordt ingelicht. De heer VAN HU ETEN acht het eene zaak van enorm belang en is er in het algemeen nipt voor, om de macht van den raad uit handen te geven. Spreker onderschrijft de opmerking van den heer Smit s, dat de raad niet volkomen is ingelicht. Hij wil echter ver trouwen stellen in burgemeester en wethouders, die den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 341