21 JULI 1917.
343
De VOORZITTER antwoordt hierop, dat alle aan
sluitingen, ook die er nog bijkomen, meidetellen voor
het rantsoen. Het rantsoen wordt echter door de Rijks-
kolendistributie vastgesteld en daaraan valt niet te
tornen. Dit rantsoen bedraagt thans 32 M3. per aan
sluiting. Deze hoeveelheid gias kunnen wij verdoelen,,
zooals ons het beste voorkomt. Het stelsel van rant
soeneering, door den directeur der gasfabriek ontwor
pen, houdt rekening met alle omstandigheden, zoodat
b.v. groote gezinnen meer zullen ontvangen dan kleine.
Het rantsoen zal zoo groot zijn, dat iedereen er mede
toekomt, mits hij de uiterste zuinigheid betracht. Als
de dagen korter worden, zal ook het rantsoen voor
lichtgas iets grooter worden, doch in ieder geval gering
blijven. Iedereen zal zich voortdurend op de hoogte
dienen te houden van den stand van den gasmeter,
ten einde het vastgestelde rantsoen niet te; overschrijden.
De heer KANTERS vraagt, of bij overschrijding van
het rantsoen in eenige maand rekening wordt gehou
den met het minder verbru)ik in eene vorige maand,
hetgeen het geval zou kunnen zijn bij uitstedigheid.
De VOORZITTER antwoordt hierop ontkennend,
omdat het rantsoen ons ook per maand wordt toebedeeld.
De heer CERUTTI vraagt, of de opienbare gebouwen
ook medetellen voor het rantsoen van 32 M3., waarop
de voorzitter ontkennend antwoordt.
De heer REIGERSMAN vraagt, of de aanshiiltingen
in andere gemeenten ook medetellen.
De VOORZITTER antwoordt hierop, dat alle aan
sluitingen, ook die in Princenhage, afzonderlijk mede
tellen.
De heer CRAMERUS wijst erop, dat de wethouder
van Tuijl van Serooskeïl; e n in den gemeen
teraad van Arnhem heeft gezegd, dat de kolenvoor-
ziening van Nederland in groot gevaar is. Op dit