364 13 AUGUSTUS 1917.
lage van den toeslag, omdat daarin eene degressieve
lijn ligt. Burgemeester en -wethouders gaan uit van het
standpunt, dat ambtenaren met een hooge inkomen
ook lrunne levenswijze daarnaar hebben ingericht en
dus betrekkelijk ook meer voelen van den druk der
ti jdsomstand i gheden
Nog een bezwaar tegen het voorstel van den heer
H o r n i x is, dat deze ook de agenten van politie in
de regeling wil betrekken. Het voorste] van burge
meester en wethouders is daarop niet van toepassing.
Het is dus eigenlijk geen amendement, maar een nieuw
voorstel en dan zou men voor de vraag komen te
staan, of ook de regeling van de andere beambten niet
behoorde te worden herzien.
Het voorstel van den heer Bogaardt strekt om,
in plaats van percenten, vaste bedragen toe te ken
nen van f 125 en f 150.—, benevens f 20.per
kind. Dit voorstel strookt ook niet met de bedoeling van
burgemeester en wethouders en meenen zij derhalve
de aanneming daarvan te moeten ontraden.
De heer VAN HULTEN zegt, da' door hem is
voorgesteld om de grens van f 5000.terug te bren
gen op f 3000.Het moge waar zijn, dat iemand
zijn levenswijze inricht naar zijn salaris, maar eene
waarheid is het ook, dat zij, die meer dan f 3000.
inkomen hebben, in ieder geval nog kunnen bezuini
gen. Er is altijd gezegd, dat de toeslag een noodmaat
regel is, doch menschen met dergelijke inkomens ver-
keeren niet in nood. Bovendien profiteeren ze ook van
de regeeringsartikelen, die tegen goedkooperen prijs
beschikbaar worden gesteld.
In 1915 bedroeg het aantal aangeslagenen in de
rijksinkomstenbelasting 75738, waarvan 6372 met een
inkomen van boven f 3000.dat is dus 11% Van
de 5011 aangeslagenen in den hoofdelijken omslag de
zer gemeente waren er 400 met een inkomen van meer
dan f 3000.dat is 8% Dit zijn dus de meergegioeden.
Sipreker wijst erop, dat de werklieden en agenten