20 JANUARI 1917. „door den Minister gestelde eischen voldoen, worden ,,door het Rijk, in samenwerking met de gemeenten, „subsidiën verstrekt aan de daarvoor in aanmerking „komende vereenigingen, waarvan de werkloozenkas- ,,sen uitgaan. „Het bedrag van het subsidie wordt vastgesteld in „verband met de bijdragen der leden dier kassen en „zal als regel ten hoogste 100 daarvan uitmaken. „De helft van het subsidie komt voor rekening! van „het Rijk en de andere helft voor rekening der; gemeente. „Voorts zijn bepalingen getroffen, waardoor het recht „van medezeggenschap en van beroep voor de verze kerden zijn gewaarborgd, terwijl ook regelen zijn „gesteld, waardoor het toezicht der gemeente op de „kassen zelve en op de nitkeeringen genoegzaam ver zekerd is. „De taak der gemeente zal dus hierin bestaan, dat „zij ©enerzijds een deel der kosten draagt en ander zijds belast blijft met het toezicht op het geldelijk „beheer der werkloozenkassen en op de werkloosheid „der bij de kassen aangesloten leden. Nog zij opgemerkt, dat de gemeente niet heeft bij „te dragen voor die leden eener werkloozenkas, die „hunne werkelijke woonplaats niet in de gemeente „hebben. „Strekt eene werkloozenkas hare werking uit over „meerdere gemeenten, dan betaalt elke gemeente een „gelijk percentage op de werkelijk ingekomen bijdragen „van de leden, die binnen haar gebied woonachtig zijn. „Leden, die woonplaats hebben in gemeenten, die ..niet tot de regeling zijn toegetreden, kunnen geene „hoogera uitkeering uit de werkloozenkas ontvangen, „dan de helft van het bedrag, dat daarvoor bij regle- „ment is vastgesteld. Zij profiteeren dus niet van de „subsidie, die door het Rijk en de gemeenten wordt „verleend. „Blijkens bijgaand schrijven wenscht de Minister

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 36