27 AUGUSTUS 1917. 393 De lieer VAN HULTEN zegt, dat hem het mede zeggenschap der levensmiddelencommissie zeer theore tisch voorkomt. De voorzit ft er verklaart zelf, dat de hrandstoffencommissie niets te zeggen heeft, wrl de regeeiring voorschriften geeft, prijzen vaststelt enz. Daarom wil spreker beide commission geheel zelfstan dig laten. De VOORZITTER wijst erop, dat burgemeester en wethouders dit voorstel gedaan hebben, omdat de brand- stoffencommissie geene financieele verantwoordelijkheid bezit tegenover de gemeente. Op de prijzen der brand stoffen wordt een zeker percentage opgelegd, waardoor de administratiekosten worden goedgemaakt. Nu echter een crediet wordt aangevraagd voor houtaankoop en het de bedoeling is, om in den aanstaanden winter ook nog andere brandstoffen te gaan distribueeren, heeft de commissie geld noodig. Wel kan men er dan een apart bedrijf van maken, doch burgemeester en wethouders vonden het beter, deze distributie te combineeren met het levensmiddelenbedrijf en ze als afzonderlijke afdee- ling daarbij onder te brengen. Wat het financieel beheer betreft, krijgt de levensmiddelencommissie dan mede zeggenschap. De heer HORNIX zou het veel eenvoudiger vinden als de brandstoffencommissie belast blijft met de brand- stoffendifcstributie en dat men de levensmiddelencommisteie daar geheel buiten houdt. Spreker begirijpt niet, waar over de brandstofencommissie advies zou moeten uit brengen. De VOORZITTER zegt, dat de uitvoering van voor schriften, die uit den Raag komen, bij de brands;offen- commissie berusten. Als het betreft gelden, die door de gemeente gefourneerd worden, is het gewenscht, dat ook de levensmiddelencommissie daarover wat te zeg gen heeft. De heer HORNIX vraagt, wat dan wel de taak van die commissie zal zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 393