27 AUGUSTUS 1917.
40?
aan te
acht dit amendement het meest logisch, omdat bij eiken
gulden, dat het salaris stijgt, het percentage van den
bijslag eene fractie omlaag gaat. Spreker wil echter den
heer Bogaardt in overweging geven, zijn eerste
voorstel te handhaven, n.l. f 150.voor gehuwden,
f 100.voor ongehuwden benevens f 20.per kind.
De verhouding zal daardoor meer juist zijn.
De heer HORNIX geeft toe, dat in de thans bestaande
toeslagregeling van het Rijk geen degressief karakter
ligt, doch als men nagaat, wat door den bond van
rijksambtenaren wordt verlangd, zal men zien, dat
daar|in hetzelfde systeem ten grondslag ligt, als door
spreker is voorgesteld.
De heer CERUTTI ondersteunt het amendement-
Horn.ix, wijl hij dit het beste stelsel acht. De om
standigheid, dat de heer Bogaardt meerdere voor
stellen heeft, bewijst, dat daarin geen stelsel gelegen is.
Ook de daling van f125.— voor gehuwden op f 100.
voor ongehuwden acht spreker te gering.
Wat den tijd van ingang betreft, merkt spreker op,
dat het hem wenschelijk voorkomt, dit tijdstip te be
palen op 1 Januari en niet op 1 Mei, zooals wordt
voorgesteld. De Wierklieden en kleineyimbtenaren hebben
den bijslag reeds genoten van 1 November 1916 af.
De nood ie niet ontstaan met 1 Mei, doch bestond reeds
veel vroeger.
Verder wenscht spreker te vernemen, wat burge
meester en wethouders verstaan onder hoofdbetrekking.
Er zijn ambtenaren, die meer dan eene betrekking be-
kleeden en vrije woning genieten. De controleur der
gemeente-belastingen is tevens deurwaarder. Beide be
trekkingen vormen samen zijn hoofdbestaan. Spreker
zou het onbillijk vinden, als met een en ander geen
rekening werd gehouden.
De heer CRAMERUS zegt, dat burgemeester en wet
houders er het meest voor voelen, om de ambtenaren