27 AUGUSTUS 1917. 409 De heer CRAMERUS betoogt, dat daar uitgaven te genover staan, waaraan men zich niet kan onttrekken. Het zijn niet alleen levensmiddelen, maar ook andere noodzakelijke uitgaven. Als de regeering geld genoeg had, zou ze wellicht ook eene andere regeling hebben. De heer BOGAARDT wenscht den heer C e r u 11 i te doen opmerken, dat eene verandering van cijfers het stelsel niet minder van kracht doet zijn, maar dat deze alleen strekt, om zijne voorstellen meer aannemelijk te maken, voor het geval mocht blijken, dat de financiëtn der gemeente het eene niet zouden kunnen dragen. Spreker meent, dat de heer Cramerus van een verkeerd standpunt uitgaat en niet vasthoudt aan het uitgangspunt, dat de bijslag moet strekken tot het ver- leenen van hulp in een noodtoestand en niet om de menschen volgens hun stand op denzelfden voet te laten voortleven. Dat is de bedoeling niet. Iedereen ondervindt den druk der tijden en men kan gerust zeggen, dat alles met 50 omhoog is gegaan. Iedereen m'oet dus noodzakelijk bezuinigen, doch hoe hooger het salaris is, des te beter kan men zich ont houden van minder noodzakelijke levensbehoeften. Op aandrang van den heer van Iersel is spreker bereid zijn voorstel in dien geest te wijzigen, dat de bijslag zal bedragen voor gehuwden f 150. voor ongehuwden f 100.en voor kinderen f 20.per jaar. De VOORZITTER, de verschillende sprekers beant woordende, betoogt nader, dat burgemeester en wet houders van oordeel zijn, dat de bijslag moet worden gegeven over de heele lijn, omdat over de geheele lijn nood bestaat. De hoogere inkomens moeten dus ook geholpen worden. De bijslag strekt niet als steun voor de ambtenaren, om in hun stand te kunnen blijven leven, doch de uitgaven zijn ingericht volgens het salaris en vele dezer kunnen niet verminderd worden. De amb tenaren met hoogere inkomens zullen zich evengoed moeten blijven bekrimpen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 409