27 AUGUSTUS 1917. 419 „Inmiddels heeft de heer L ij d s m a n bij burge- „meester en wethouders een verzoek ingediend, om aan „den beerput van het pand Sophiaslraat 30 een over stort te maken." De heer FEBER wenscht enkel te releveeren het ge constateerde feit, dat door den heer Broos het per soonlijk belang is gesteld boven het algemeen belang. Spreker constateert dit met leedwezen, wijl er in dien tijd bij de ingezetenen, wier belangen aan zijne zorgen zijn toevertroufvrd, gebrek bestond aan brandstoffen. Wat de kwestie van den wethouder L ij d s m a n betreft, betreurt het spreker, dat de daarop betrekking hebbende stulkken niet zonder eene terughouding zijn ter visie gelegd. Het heeft spreker leed gedaan, dat hij deze vragen heeft moeten stellen en hij dankt burgemeester en wet houders verder voor de verstrekte inlichtingen. De heer BROOS wenscht op de gestelde vragen ©enigszins uitvoeriger te antwoorden. Op de eerste plaats bevreemdt het spreker, dat de neer Feber eerst thans met zijne vragen komt, te meer, daar de feiten hem toch reeds betrekkelijk langpn tijd moeten bekend zijn. Het is de tweede maal, dat spreker door den heer Feber persoonlijk wordt aangevallen over de destijds door hem verrichte kolendistributie. De eerste maal betrof het eene levering van enkele hectoliters aan verschillende ingezetenen, waaronder de beide wethou ders L ij d s m a n en Cramerus. Thans is het feit veel erger. Volgens den heer Feber zou spreker zijne functie als hoofd der kolendistributie hebben misbruikt, ofschoon hij in werkelijkheid absoluut niets laakbaars heeft verricht, hetgeen uit de volgende uiteenzetting der feiten zal blijken. Toen op 28 Maart eene lading gietcokes aankwam, is de volgende dag met de loksing daarvan begonnen. Spreker wist reeds enkele dagen vroeger, dat deze la-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 419