472
9 OCTOBER 1917.
inkomen, dat burgemeester en wethouders voorstellen
op het verzoek afwijzend te beschikken.
De heer CERUTTI meent, dat de raad niet te be
slissen heeft over de toepassing der hinderwet; hij zou
daardoor treden in de rechten van burgemeester en
wethouders.
De VOORZITTER herinnert eraan, dat de bestem
ming van het gebouw altijd in het besluit wordt uit
gedrukt. Er wordt dan uitgemaakt, dat er ©ene fabriek
in zal gevestigd worden. Daardoor wordt voorkomen,
dat het gebouw later tot woning zou worden ingericht
of gebruikt.
De heer BOSSERS meent, dat het een stil bedrijf
is, dat niet veel lawaai maakt. Indien de synagoge
daarvan hinder ondervindt, ligt het op den weg van
het Israëiietisch kerkbestuur zelf daarin verbetering te
verkrijgen.
De heer STULEMEIJER zou in het besluit niet
willen vastleggen, dat er een ijsfabriek zal komen.
De heer ZIJLMANS meent, dat men elk geval op
zich zelf moet beoordeelen. Officieel weet de raad niet,
dat er een ijsfabriek komt. Indien adressant daartoe
later vergunning vraagt, moeten burgemeester en wet
houders zelf beoordeelen, in hoever de inrichting hin
derlijk kan zijn. Spreker ziet derhalve niet in, dat er
iets op tegen kan zijn om de gevraagde ontheffing te
verleenen.
De heer STULEMEIJER vraagt, of door inwilliging
van het verzoek wordt uitgemaakt, dat er een ijsfabriek
zal komen.
De VOORZITTER antwoordt hierop ontkennend.
Alleen de gezondheidscommissie spreekt in haar advies
van een op te richten gebouwtje, in te richten voor het
fabriceer en van ijs.