/fiï 492 9 OCTOBER 1917. de buitengemeenten werd gehandeld. Van die zijde werd gewoonlijk weinig medewerking ondervonden. Spreker kan niet inzien, hoe de heer Bogaardt kan spreken van onderkruiperij het is eene daad van wijs beleid en zeker niet te rijmen met het woord van hulde, door den heer Bogaardt aan den heer I n- genHousz gebracht. Het is eene daad van koop manschap van menschen, die vooruitgezien hebben. De heer Bogaardt noemt zich een vijand van machtsuitbreiding en imperialistische politiek, doch spreker vraagt zich af, of de gemeente om die reden het aanbod van de hand zou moeten wijzen. Dat is spreker het meest onbegrijpelijke van alles. Afgezien van alles, afgezien hoe men ook over de zaak moge denken, gaat het niet aan, den weg niet te aanvaarden. Alleen wenscht spreker, aan het koude prae-advies van burgemeester en wethouders, waarin wordt voor gesteld den weg in dank te aanvaarden, nog een. enkel woord toe te voegen. Spreker doet dit met blijdschap en met warmte en sluit zich gaarne aan bij de woorden van hulde en dank, die indertijd door den heer, van K eppel in dezen raad aan den heer IngenHousz zijn gebracht. De daad van den heer IngenHousz verdient den meest warmen dank en sp/reker vertrouwt, dat allen het daarmede zullen eens zijn. De vergadering betuigt hare instemming met deze woorden van den heer Stulem e ij er. De VOORZITTER antwoordende op de door den lieer Bogaardt gestelde vraag, hoe burgemeester en wethouders tot deze voordracht zijn gekomen, zegt, dat de geheele voorgeschiedenis is overwogen, doch dat er nu een geschenk is aangeboden en burgemeester en wethouders niet konden inzien, waarom zij dit ge schenk niet in dank zouiden aanvaarden. Er is indertijd over deze zaak verschil van opinie geweest. Lang niet alle geleerden waren het eens over de motieven van het Koninklijk besluit; in de vakbladen is er veel over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 492