506 9 OCTOBER 1917.
wegen in hoever de toeslag voor de werklieden en
beambten behoorde te worden gewijzigd.
De heer GRUIJS, verwijzende naar het adres, heden
middag onder punt 8 van de agenda aan de orde
gesteld, zegt alsnu het volgende
...Gezien de lage loonen van het personeel in gemeen
tedienst, waaronder ook te rangschikken de agenten
.,van politie en de daarmee gelijk gestelde beambten,
„die met den bestaanden duurtetoeslag nog te laag! zijn,
,,en het door de Commissie belast met het vaststellen
,,van een onderzoek betreffende de herziening van de
„salaris- en loonregelingen van ambtenaren, beambten
„en werklieden, in dienst der gemeente Breda uitge
bracht bij rapporl van 4 April 1917, alsmede in
„aanmerking nemende de in de vorige vergaderingen
„van den gemeenteraad aangenomen bijslagregelingi voor
„gemeenteambtenaren, waardoor de Raad erkend heeft
„dat een duurtetoeslag van f 2.en f 3.- per week
„zelfs voor personen met een inkomen girooter dan
„f20001.- per jaar, in deze abnormale tijden noodzake-
„lijk is, is het een eisch van den tijd, ja is het dringend
„noodzakelijk, dat de nieuwe loonregeling voor de ge-
meen tewerklieden en de agenten van politie en daar-
„mee gelijkgestelde beambten zoo snoedig mogelijk aan
„den Raad wordt ingediend. Intusischen vermeen ik,
„dat in afwachting daarvan het dringend noodzakelijk
„is dat reeds nu een verhoogde duurtebijslag aan die
„personen wordt gegeven en heb ik er over gedacht
„om een voorstel in te dienen om aan die personen
„boven den bestaanden duurtetoeslag een bijslag! teigleven,
„gelijkstaande met die welke door den Raad in zijne
„vorige vergadering aan de gemeenteambtenaren is
„toegekend. Waar dit voorstel een extra uitgave uit
„de gemeentekas van f22000.per jaar voor de
„werklieden en f 8200.voor de politieagenten en
„daarmee gelijkgestelde beambten na zich zou sleep en,
„heb ik, gezien de samenstelling van den Raadq hiervan
„hoewel noode afgezien en meen ik dat mijn voorstel
