9 OCTOBER 1917. 511 de orde te stellen, zouden zij dat gaarne doen. Andere drukke werkzaamheden kunnen echter oorzaak zijn, dat zij aan hun voornemen geen gevolg kunnen geven. Spreker meent echter, dat men wel zooveel vertrouwen in he; beleid van burgemeester en wethouders mag stellen, dat zij niet moeten gebonden worden aan een bepaalden tijd. Burgemeester en wethouders hebben de loonregeling reeds goed onder de oogen gezien. De voorbereiding is geschied, maar er moet nog een rapport worden samengesteld en gedrukt, hetgeen nog eenigen tijd in beislag kan nemen. Waar men nu van den anderen kant overtuigd is, dat er nood is. daar hebben burge- waarin ligt opgesloten, dat zij zich met het voorstel doen. Indien dit was nagelaten, zou het logisch geweest zijn, dat een dergelijk voorstel uit den boezem van den raad was gedaan. Burgemeester en wethouders hebben gemeend niet te mogen afwijken van hun vroeger ingenomen standpunt, waarin ligt ongesloten, dat zij zich met het voorste] van den heer Gruijs nie; kunnen vereenigen. Ook aan de motie van de heeren Moll c.s. kunnen zij zich niet binden. Bovendien staan in die motie zulke in er', pende voorstellen, dat het gewenscht is, dat burge meester en wethouders hierover eerst hun gevoelen kunnen zeggen, alvorens ze in behandeling te nemen. Zoo wordt o. a. in de motie gevraagd, om aan het rapport betreffende de loonregeling een voorstel toe te voegen tot toekenning van een duurtebijslag en om daaraan terugwerkende kracht toe te kennen tot 1 Aoril 1917. Spreker meent, dat het oogenblik, om daarover te beslissen, eerst gekomen is als de loonregeling is vastgesteld. Spreker geeft derhalve in overweging, om het voorstel van burgemeester en wethouders aan te nemen. De heer GRUIJS wijst erop, dat de raad in de vorige vergadering besloten heelt, om een bijslag te geven Aan f 100.— en f 150. ofschoon burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 511