512 9 OCTOBER 1917.
wethouders het in principe daarmede niet eens waren.
Waar de raad intusschen de consequentie daarvan aan
vaard heeft, daar ligt het toch in de lijn, om eenzelfden
toeslag te geven aan de werklieden, als de raad voor
de ambtenaren heeft vastgesteld.
De heer STULEMEIJER meent, dat de behandeling
van de loonregeling der werklieden en politiebeambten
riet te vergelijken is met de andere salarisregelingen.
Deze zijn van veel jongeren datum. Men wil bereiken
dat eerstbedoelde loonregel'ngen het eerst aan de orde
komen, omdat die bet meest dringen. Naar de overige
behoeft niet te worden gewacht, ofschoon de commissie
daarmede, afgezien van enkele kleine ambtenaren, ook
gereed is. Waar burgemeester en wethouders evenwel
zeggen, dat er zooveel werk is, dat zij de toezegging
niet kunnen doen, dat de loonregeling van de werklieden
en politiebeambten in de eerstvolgende vergadering aan
de orde zal komen, daar is spreker het eens met den
heer Gruijs, dat de menschen moeten geholpen wor
den. Eene motie helpt ook niet en daarom steunt spreker
het voorstel van den heer G r u ij s.
De lieer CERUTTI heeft bij de behandeling van de
verschillende voorstellen er reeds op gewezen, dat er
geen stelsel bestaat in de toekenning van duurtebij-
slagen. Eerst werden de neveninkomsten medegerekend,
toen heeft de raad een vast bedrag aangenomen en nu
komen burgemeester en wethouders weer met een ander
stelsel.
Nu niet in uitzicht kan worden gesteld, dat de loon
regeling in de eerstvolgende vergadering' aan de orde
komt, is spreker er voor, om voor de werklieden en
politiebeambten dezelfde gelijkheid te betrachten als voor
de ambtenaren.
Volgens bekomen inlichtingen is er slechts één ge
huwd werkman, die thans f 156.geniet en één on
gehuwde, die f 109.Deze zouden dus door de voor
gestelde regeling minder genieten, hetgeen echter den
raad niet behoeft terug te houden.