A^ 524 9 OCTOBER 1917. de eventueel te verleenen ontheffing wenschen te ver binden. De VOORZITTER vraagt, of de raad zich met dit voorstel kan vereenigen. De heer ZIJLMANS heeft het adres gelezen hetgeen er tamelijk onschuldig uitziet. Spreker wenscht echter gaarne te vernemen, wat de reden is van de indiening van dit adres en of reeds bij den aanvang van het bouwen bekend was, dat meer ruimte zou worden be bouwd dan was toegestaan. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat adressant buiten zijn boekje is gegaan, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Het werk is toen onmiddellijk gestaakt, althans er is niet meer gewerkt aan dat gedeelte van het gebouw, waarvoor geen ontheffing is verleend. Hef is mogelijk, dat met het bouwen op een andelr gedeelte, waarvoor wel vergunning is verleend, is voortgegaan. De heer ZIJLMANS vindt het eene schande, dat zoo iets kan plaats hebben. Er is wederrechtelijk gebouwd, Van het begin af is het al de bedoeling geweest, om van de oorspronkelijke vergunning af te wijken. Nu komt er een verzoek tot den raad, ofschoon de boel e,r allang staat. De toestand is er niet, zooals op de teekening staat. Indien het geheel er door verbeterde, zou dit nog eenigszins te vergoelijken zijn, maar de toestand is er door verslechterd. Boven de slagerij komt nu een hooi zolder. Spreker vraagt, waar het heen moet, als maar steeds raak gebouwd wordt. Er is wederrechtelijk ge bouwd. Door het verleenen der vergunning wordt een gevaarlijk precedent gesteld, waartoe spreker niet kan medewerken. De heer LIJDSMAN zegt, dat het feit niet eerder geconstateerd is. Er was niets van bekend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 524