9 OCTOBER 1917.
531
De heer GRUIJS meent, dat iemand met 3 of meer
haardsteden gas krijgt om te koken, doch spreker vraagt
hoe het moet gaan met hen. die geen kookgas ontvangen
en geen huisbrand hebben.
De heer HORNIX vraagt, of het eene gemeentelijke
dan wel eene rijksregeling is.
De VOORZITTER zegt, dat de gemeente door de
Rijkskolendlstrïbutie een gasrantsoen wordt toegewezen
in verband met het getal aansluitingen, Thans is het
rantsoen vastgesteld voor het tijdvak van 1 October
1917 tot 31 Maart 1918 en het bedraagt iets meer dan
de helft in normale tijden Tot 1 October was iedere
gemeente vrij in de wijze van verdeeling van het gas.
Dit is na 1 October niet meer het geval. Er is nu eene
rijksregeling, waarbij het minimum-rantsoen is bepaald
op 16 M3. voor licht en 10 M3. voor bijkoken, ver
meerderd met 2 M3. voor ieder lid van het gezin. De
rijkskolendistribntie schrijft hierbij dat dit de gemid
delde behoefte is voor een gezin. Voor gashaarden
wordt 180 M3. beschikbaar gesteld. Hier wordt echter
niet gesproken van het volledig koken op gas. De
rijkskolendistriibutie zegt, dat de hoeveelheid gas niet
g.rooter is dan in de zomermaanden, zoodat dus in de
aanstaande wintermaanden geen afzonderlijk rantsoen
vcor kookgas kan worden verstrekt. Thans is het gas
meer dan noodig voor verlichting terwijl het in den
zomer voor spijsbereiding kan worden aangewend
Hoe staat het nu in Breda
De kleinere gasverbruikers gebruikten 187 M3. in de
wintermaanden. Hun rantsoen is thans 206 M3. Voor
de grootere gasverbruik ers is het ech.er eene zeer
groote beperking, veel meer dan 501 Ten aanzien
van het rantsoen is nog bepaald, dat, wat in de ge
meente in de eene maand niet is verbruikt, in eene
andere maand kan worden betrokken. Gezinnen, die in
de keuken een gas-fornuis gebruiken, verkeeren in eene
slechtere conditie dan dezulken, die een kookfornuis