27 JANUARI 1917.
53
sultaat is, dat zij meer zullen moeten betalen. Er zijn
tal van menschen, die op gas koken en maar ééne pit
branden. Hoe zouden die moeten bezuinigen? Zij zouden
eene kachel moeten gaan branden, doch steenkolen zijn
er bijna niet. Wat dan van den eenen kant wordt be
zuinigd, wordt op eene andere manier weer te niet
gedaan.
De heer CERUTTI zou mildere bepalingen willen
vastgesteld zien voor de industriëelen. Spreker kent
een industrieel, die voor de verlichting1 petroleum brandt;
op het gas, dat voor beweegkracht dient, kan echter
niet bezuinigd worden.
Bij de levering van water is reeds het beginsel ge
huldigd, dat de gemeente de industrie wil behulpzaam
zijn. Voor een waterverbruik boven de 150 M3. is de
prijs op 15 cent gesteld. Spreker vraagt, of ook voor
het gasverbruik boven een zeker quantum niet een
ander percentage kan worden gesteld.
Nu is in eene vorige vergadering wel gezegd, dat
de industrie tegenwoordig goede zaken maakt, maar er
zijn ook industrieën, die geene buitengewone winsten
maken, b.v. de drukkerijen. Voor zulke menschen is
de prijsverhooging inderdaad eene buitengewone be
lasting, hetgeen niet de bedoeling mag zijn.
De VOORZITTER zegt, dat dit punt wel degelijk
bij burgemeester en wethouders en de gascommissie
overwogen is. De voorgestelde maatregelen hebben al
lerminst ten doel, om de inkomsten der gasfabriek te
verhoogen, maar alleen om het gasverbruik zooveel
mogelijk te beperken.
Bij de industrie heeft, men eigenaardige moeielijkheden.
Er zijn personen, die een motor hebben, doch waar
het gas voor verlichting en voor huiishioudelijk gebruik
over denzelfden meter geleverd wordt. Er zouden dan
aparte meters geplaatst moeten worden, doch deze zijn
niet in voorraad en zeer moeielijk te bekomen.