550
20 OCTOBER 1917.
De heer CRAMERUS antwoordt hierop ontkennend.
Uit den aard der zaak zijn het meestal kleine menschen,
12. De heer BOSSERS wijst erop, dat sommige
winkeliers de niet-gebruikte bons voor levensmiddelen
tot zich trachten te nemen. Spreker meent, dat dit niet
geoorloofd is, zoodat daaraan paal en perk moet worden
gesteld. Ook de aardappelenbons trachten de handelaren
in het bezit te krijgen.
De VOORZITTER zegt, dat een en ander absoluut
verboden is.
De heer GRUIJS meent, dat hierop wel de aandacht
mag gevestigd worden in de plaatselijke bladen. Het is
spreker bekend, dat een brandstoffenhandelaar aan
iemand steenkolen aanbood op bons, die hii op die
wijze verkregen had, met het gevolg, dat de persoon,
van wie de bons afkomstig waren, van het ontvangen
van brandstof gedur ende den geheel en winter werd
uitgesloten. Spreker wenscht, dat tegien dergelijke
knoeierijen van de leveranciers streng wordt opgekomen.
De heer BOSSERS vraagt, of het de bedoeling is,
dat de menschen elkander met bons helpen.
De VOORZITTER zegt, dat dit geenszins de bedoeling
is. De minister heeft hierop nog nadrukkelijk gewezen.
De heer CRAMERUS zegt, dat de bons maar voor
eene week geldig zijn de volgende week worden ze
niet meer erkend.
13. De heer BOGMANS vraagt, of geene verande
ring kan worden gebracht in de termijnen van betaling
van den hoofdelijk en omslag. De eerste helft moet in
het begin der volgende maand betaald worden en de rest
in December. Dat is voor vele menschen een bezwaar.
De VOORZITTER zegt, dat burgemeester en wet
houders gebonden zijn aan de verordening.