564 3 NOVEMBER 1917.
De heer ZIJLMANS is het daarmede eens. De bui
tengemeenten moeten ook mede betalen. Zij profiöeeren
alleen als Breda iets tot stand brengt, maar als het
op betalen aankomt, zijn ze niet te vinden.
De heer STULEMEIJER zegt, dat dan ook Breda
zich moet verbinden om een zeker aantal porties af te
nemen. Maar het is niet denkbaar, dat de buitenge
meenten van de keuken geen gebruik zullen maken,
waar zij reeds begonnen zijn. om in de oprichtings
kosten bij te dragen. Het risico voor Breda is niet
grooter dan voor de buitengemeenten.
De heer CRAMERUS meent ook, dat het geen doel
treft, hieromtrent bepalingen te maken. De gemeente,
die geen gebruik maakt van dje keuken, zal onmiddellijk
uittreden. Het lijkt spreker in de praktijk echter on
denkbaar, dat er eene gemeente zal zijn, die van de
keuken geen gebruik wenscht te maken, waar zij reeds
begonnen is een blijk van deelneming te geven, door
bij te dragen in de oprichtingskosten.
De heerSMITSgolool't, dat dcbuitongcmconten de
of do buitengeimo'onten mododoon. Breda richt toch eene
centrale keuken op. Spreker zou echter willen vragen,
waarom de buitengemeenten er geen gebruik van ziouden
maken, nu zij reeds begonnen zijn met deel te nemen
in de oprichting. Voor Breda is het een voordeel, want
de inrichting is er niet duurder om geworden.
De heer SMITS gelooft, dat de buitengemeenten de
zaak beter overwogen hebben. Door een klein percen
tage bij te dragen, hebben zij Breda vastgelegd en
zich de zekerheid verschaft, dat zij, als de nood aan
den man komt, bij Breda terecht kunnen.
De heer VAN IERSEL beschouwt het als eene zaak,
waarin de buitengemeenten aandeelen nemen. Als zij
teleurgesteld worden, laten ze een ander voor de volle
exploitatiekosten zitten.