3 NOVEMBER. 1917. 565 De heer ZIJLMANS vraagit, of er dan heeliemaal geen overleg is geweest met de buitengemeenten. Er moet toch een systeem in zitten en men zal toch vooraf wel overwogen hebben, hoeveel porties die gemeenten denken te betrekken. De heer BROOS zegt, dat aanvankelijk besloten is tot oprichting eener centrale keuken zonder de buiten gemeenten en toen er nog niets van bekend was, dat er een contract met die gemeenten zou kunnen worden gesloten. Als Breda de keuken alleen had moeten op richten, zouden de oprichtingskosten niet minder zijn geweest. De bedoeling is, de keuken zoodanig in te richten, dat dagelijks 4000 porties kunnen worden be reid. Thans wordt bereikt, dat de buitengemeenten nog een deel in de oprichtingskosten betalen. De heer ZIJLMANS komt tot de conclusie, dat, als de buitengemeenten meedoen, de keuken weldra te klein zal zijn. De heer BOGAARDT is in beginsel voor samen werking en daarvan zelfs een machtige voorstander. Men moet hierbij echter onderscheid maken tusschen het beginsel en het contract. Dat beginsel moet men zich niet voorstellen, dat het belang eener gemeente uitsluitend te vinden is binnen hare eigen grenzen, maar die belangen gaan veel verder. Een ruime blik, onderbreekt de heer ZIJLMANS. De heer BOGAARDT noemt het juist een ru'me blik. Als men zich boven den Moerdijk vermaakt met de bekrompenheid in het zuiden, dan verheugt het spreker te kunnen zeggen, dat deze niet komt van katholieke, maar van vrijzinnige zijde. Het contract moet men beschouwen als eene zaak van koopmanschap en met den inhoud daarvan kan spreker zich wel vereenigen. Ook uit een oogpunt van koopmanschap valt het te waardeeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 565