622 11 DECEMBER 1917. „regelen worden getroffen, om de uitvoering van liet „hiervoor aangehaald Koninklijk besluit (Werkloos heidsbesluit 1917) zoo goed mogelijk te verzekeren. „Vooraf zij eraan herinnerd, dat de verhouding, „waarin de gemeente thans tegenover de werkloosheids verzekering komt te staan, eene geheel andere is „dan vroeger. „Werd tot dusver van rijks- en gemeentewege aan „de werkloozenkassen een bijslag verstrekt op de uit keeringen, door die liassen aan hare leden te doen, „thans wordt die regeling vervangen door een bijslag ,,op de contribution (premiën, bijdragen), die de ver zekerden zelf bijeenbrengen. „Het laten voortbestaan van een gemeentelijk werk- „loozenfonds heeft ook geen reden van bestaan meer, „wijil de regeling, vervat in het werkloosheidsbesluit ...1917 geene gemeentelijke fondsen kent, doch uitslujijtend „gewaagt van „het gemeentebestuur". „Doordat de gemeente tot bedoelde regeling is toe getreden, is het Werkloosheidsbesluit 1917 op haar „van toepassing en zijn burgemeester en wethouders „ingevolge art. 126 der gemeentewet aangewezen om „tot uitvoering van dezen algemeenen maatregel van „bestuur mede te werken. „Noch de raad. noch ons college bezitten de bevoegd heid deze medewerking aan een ander gemeentelijk ..orgaan, hier met name aan een fonds, te delegeeren. „Het spreekt intusschen vanzelf, dat het voor ons „college vrijwel ondoenlijk moet worden geacht, al de, „voor de in genoemd besluit opgedragen werkzaam heden benoodigde kennis, zonder deskundige voorlich- „tingl, uit eigen wetenschap te putten. „Bij gemeld Werkloosheidsbesluijt is voor burgemeester „en wethouders eene breede taak weggelegd. „Onder meer wordt daarin aan het gemeentebestuur „opgedragen „lo. het houden van toezicht op alle handelingen „der plaatselijke werkloozenkassen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 622