631 11 DECEMBER 1917. vooral hierin, dat daarmede het geknoei in de hand wordt gewerkt en er geen voldoende controle op het gewicht kan worden ui'geoefend. De heer GRUI.JS vraagt, op welke wijze gebleken is, dat de noodzakelijkheid niet bestaat. Omdat de vraag naar onderbons zich nog niet heeft voorgedaan, antwoordt de VOORZITTER. De heer GRUIJS vindt dat zeer natuurlijk, omdat de menschen vooruit weten, dat de gelegenheid tot het verkrijgen van onderbons toch niet bestaat. Waar echter de plaatselijke arbeidersverenigingen qroin vragen, blijkt hieruit, dat er wel degelijk behoefte aan bestaat. Thans moeten de menschen eene volle brands toffeneenheid in eens betrekken. Als zij die niet onmiddellijk betalen kunnen, komen ze in de schuld, hetgeen toch niet de bedoeling kan zijn. De VOORZITTER zegt, dat het zeker niet de bedoe ling is, dat de menschen zich in schulden steken. Als ze niet konden betalen, zouden ze wel geklaagd hebben en dan zou, voor die enkele gevallen, wel eene concessie kunnen gedaan worden aan den brandstoffenhandeiaar. De heer BOGMANS meent, dat de noodzakelijkheid van onderbons wel bestaat en dat er reeds enkele oer- sonen zijn geweest, die erom gev'raagd hebben. Zelfs zijn hem gevallen bekend, dat de brandstoffenbons aan anderen werden gepresenteerd, omdat de menschen de brandstoffen niet betalen konden en ze niet in eens bij zoo groote hoeveelheid konden betrekken. De heer CERUTTI zegt, dat in Amsterdam sedert gisteren voor 1 -bon 10 onderbons worden verstrekt, en meent, dat dit in Breda ook wel kan geschi/eden. De VOORZITTER zegt, dat het niet-ver strekken van ouderbons geschiedt in hef belang' van de personen zelf. ten einde geknoei te voorkomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 634